De beste plek om te beginnen aan een ontdekkingstocht door de beboste westkust van Newfoundland is in het vredige stadje Deer Lake. Deer Lake werd halverwege de 20e eeuw gesticht als nederzetting voor de arbeiders van de nabijgelegen papierfabriek en is inmiddels uitgegroeid tot een stadje met 5000 inwoners, met goede uitvalswegen naar de prachtige natuurgebieden van de Humber Valley en verder.
De meest opvallende bezienswaardigheid in het stadscentrum is het Deer Lake Powerhouse, waar zes keer per dag een fluitsignaal klinkt.
Deer Lake wordt omringd door prachtig natuurschoon in de vorm van bossen en een meer. Langs de noordkant van het meer loopt een wandelpad. Vanaf het zandstrand kun je een duik nemen, maar je kunt ook vanaf een boot het meer verkennen en op zalm vissen. Huur in de winter een sneeuwscooter en volg een van de geprepareerde paden. Ga 's zomers golfen op de sfeervolle Humber River Golf Course.
Op een half uurtje rijden naar het noorden vind je Gros Morne National Park. Het park beschikt over een strook beschermde kustlijn langs de Saint Lawrencebaai en een gedeelte van de bergketen Long Range, al met al dus een gevarieerd landschap dat de moeite van het ontdekken zeker waard is. Maak een wandeling naar de Tablelands, een hoger gelegen gebied met oranje rotsen die zo uit een woestijn lijken te komen. Neem een boottochtje door het enorme fjord van het park. Tijdens je bezoek kun je allerlei wilde dieren tegenkomen, zoals elanden en kariboes.
Even ten noorden van de stad staat het Newfoundland Insectarium, met een van de grootste vlindertuinen die het oosten van Noord-Amerika kent. In een glazen bijenkorf zie je de honingbij en zijn fascinerende werk. In het Roy Whelan Heritage Museum leer je alles over de geschiedenis van de bos- en landbouw in deze regio.
Deer Lake is bereikbaar via de regionale luchthaven net buiten de stad, maar het is verstandig om de auto te nemen zodat je ook de meren, bossen en bergen in de omgeving kunt bezoeken.